Ze had een bezwete bovenlip boven haar rode lipstick. Ze was al drie boekwinkels afgestruind en nu had ze ze dan eindelijk allemaal te pakken. De Zeven Zussen. Ze ging op reis, een reis naar zichzelf, bovenal. En ze was voornemens ze allemaal uit te lezen. ‘Ibiza, here I come!’ galmde het toen ze het laatste deel onder haar arm mee naar buiten nam. Ze knikte naar me, ik was een kleine glimp uit een ver verleden. Een smeulend vuurtje uit het voor haar nietszeggende as. Uit een tijd waarin we schoolgenoten waren en we een Raider uit de automaat deelden. Maar nu vond ze geraffineerde suikers weerzinwekkend en zuivel de absolute duivel. Na jarenlang zoeken naar ultiem geluk, leek ze dat nu te hebben gevonden in haar eigen creatie van een zogeheten ‘Five Star Women’. programma, waarin ze vrouwelijke onderneemsters in no time zou leren hoe je vanuit je luie stoel, van waar ook ter wereld tienduizenden euro’s per maand kon verdienen. Arme mensen waren haar types niet, vertrouwde ze me ooit toe. Met door haar benoemd ‘rijtjeshuisvolk zonder ambities’ had ze dan ook weinig op.
‘Ik heb zeven zussen,’ vertelde hij me terwijl hij een broodje hagelslag naar binnen propte. De achtjarige had moeite met die laatste hap en eenmaal doorgeslikt vertelde hij me over de verschillende woonplaatsen van hen allemaal. ‘Eentje woont niet in een gewoon huis, maar een huis voor gehandicapten,’ vertelde hij. Later leerde ik daarover dat deze zus geboren werd uit een verkrachting door moeders eigen broer.
Zijn pleegmoeder zette zijn voetbaltas klaar op tafel. ‘Haal nog even je sokken uit de droger,’ zei ze hem vriendelijk. Ze ging even zitten en tuurde de tuin in. Zij was er jaren geleden bij geweest, toen de jongen ter wereld kwam. Ze kwam er destijds op de woongroep waar ik werkte over vertellen, als voorinformatie omdat de baby kort in onze groep zou worden geplaatst. De uitbuikplaatsing was een broodnodige geweest. ‘Ik ga door totdat ik er één mag houden!’ Het waren die geschreeuwde woorden van de hevig verslaafde moeder die haar ziel onherstelbaar hadden bekrast.
De deurbel ging. Op zijn voetbalsokken gleed hij naar de voordeur. ‘Hoi Mama!’ Er volgde een wederzijdse liefdevolle omhelzing. Voorzichtig liep ze naar binnen. De jongen nam nog drie gulzige slokken, veegde de melksnor met zijn mouw af en liep naar buiten. ‘Ik ben over anderhalf uur terug,’ zei de vrouw zacht. Ze glimlachte lief naar me en volgde haar zoon de deur uit. Ze was ruim vier jaar clean, had een baan als interieurverzorgster, een schoon rijtjeshuis en had sinds enkele maanden wekelijks contact met hem.
‘Ze heeft er keihard voor gewerkt,’ begon zijn pleegmoeder. ‘Maar ze kan zich wat mij betreft geen enkele misstap veroorloven.’ Ze had zich ooit als hulpverlener met al de liefde die ze kende, over hem ontfermd. Hij voelde als haar bloedeigen kind. Met elk bezoekmoment brak haar hart een klein beetje.
Ze keek me aan, even laaide het smeulende vuurtje op. “Hey, wij zaten toch ooit samen op school?” Ze kneep haar ogen tot kleine streepjes. “Werk jij nog steeds bij die psychisch gestoorden?” De woorden die volgden gingen op in meelij. Ze playbackte al haar five stars naar de achtergrond terwijl ze in mijn hoofd als vanzelf werden toebedeeld aan de twee vrouwen die zwijgend hun discretie bewaken en zo ongekende liefde delen voor het kind dat zo eigen voelt.