Ik bestudeerde de gekleurde elpeehoes. Het ouderwetsche kinderkoortje zong alsof zijn leven ervan afhing terwijl ik me focuste op de roterende bewegingen van de platenspeler.
Ik was nog niet bekomen van de ontdekking dat het om wimpels ging die al heen en weer waaiden, en niet wimpers, of de deurbel werd ingedrukt.
Ik hoorde de wind, die waaide door de bomen. En de voordeur. Ik snelde naar het koude zwarte buiten, om zowel links als rechts, precies níks te vernemen van baard noch paard.
Mijn moeder sloot de voordeur, wees verheugd naar de mand met kadootjes in het midden van de hal. Hoe de Sint zo snel zijn weg had kunnen vervolgen, die mistige straat in, was me een compleet raadsel. De teleurstelling over het ontbreken van een langverwachte meet and greet, vervloog in het kielzog van mij pa, die met zijn grote handen de stapel kadootjes de woonkamer in droeg.
Ik voel de badstof pyjama nog. De pantoffels over mijn wiebeltenen, het pasgewassen haar achter mijn oren. Het harde plastic van de knappe pop die ik kreeg. Een vluchtige blik naar mijn broer, die juichend een bestuurbare auto uitpakte.
Mijn moeder rookte een caballerootje, nam een slok koffie en plukte hier en daar het afgedankte kadopapier onder onze oprechte blijdschap vandaan. Daar zat ze naast mijn pa, tevreden glimlachend, al jokkend met de hand op het hart.
‘Maar eigenlijk klopt het niet,’ klinkt het tegenwoordig uit vele moedermonden. ‘Liegen tegen kinderen doe je niet.’
Velen van ons kiezen inmiddels krachtig voor het behapbaar maken van het grootse feest, afgestemd op de bezige binnenkant van onze koters.
Toen op mijn achtste het grote Sinterklaasgeheim ontmanteld werd door een brutale vlerk uit mijn klas, was ik eigenlijk vooral geïntrigeerd door de complexe organisatiestructuur achter het slinkse collectief. De teleurstelling over die langgerekte leugen vervloog in het kielzog van het langverwachte groter groeien, dat mij met zijn grote handen een volgende levensfase in droeg. Wat overbleef was het verrijkende gevoel van geven. Alles geven. Voor het geluk van een ander.
De jongste blonde broer versiert het raam, de vilten mijter hangend op één flapperig oorschelpje. De oudste deed onlangs een stap in de moedige richting, toen hij vroeg hoe het eigenlijk zit met de tanden fee, zijn Sinterklaas verlanglijstje al knippend en plakkend. Toen we hem niet veel later na veel vissende vertwijfeling vertelden over die vork en die steel, viel hij even van zijn geloof af. We leerden hem over die Goedheiligman die het ooit zo goed bedoelde. Hoe we dat met z’n allen probeerden na te spelen. En hoe mijn dronken oom er met zijn vergeelde baard en zonnebril een potje van maakte.
We mijmerden over die keer dat hij zelf op zijn vierde de grote SinterKlaus Tavenier bijna ontmantelde en wij onze ogen niet geloofden. Hij bulderde van het lachen.
Nu knipoogt hij naar zijn jongere broer, helpt hem zingen bij de schoen. De blossen op hun wangen.
En ik zit naast hun pa, tevreden glimlachend, al jokkend met de hand op het hart. En het klopt.