Men moet geen oude schoenen wegwerpen, voordat men nieuwe heeft, is een gezegde waar ik jarenlang dommig naar heb geleefd. En nu bezit ik een gênant aantal paar kekke stappers waarvan minimaal een derde al pijn doet als ik er alleen maar naar kijk, en moet ik op de blaren zitten.
De schaamte al lang en breed voorbij, gaf ik enkele paren aan vrienden en kennissen. Bij schemer vulde ik de schoenenbak. Ik knikte naar de alcoholist naast me die net als ik zijn verslaving stond weg te knikkeren midden op dat pleintje in de verder uitgestorven dorpskern.
Hoewel ik de dooddoener van de practici in mijn omgeving, “Je kan maar één paar schoenen tegelijk aan” gruwelijk irritant vind, ik moet echt ontspullen. Ik denk daarbij terug aan een druilerige najaarsdag in 2019.
Achter de rij met gekleurde paraplu’s en natte capuchonnen doemde de warm ogende ingang van het gemeenschapshuis op, dat voor de gelegenheid was getransformeerd tot een grote kledingwinkel. Bij de tweejaarlijkse Kledingdag, een initiatief van lokale kledingzaken die nieuwe kleding aanbieden aan kinderen uit gezinnen die onder de armoedegrens leven, mocht ik een middagje meehelpen vanuit een ander bijzonder initiatief.
In het kader van ontspullen, en het ‘Van een kind, voor een kind-principe’, zette Kinderdagverblijf Vlinder Villa ter ere van haar 15-jarig bestaan namelijk een ‘schoenendoos actie’ op. Kinderen konden in een mooi versierde schoenendoos hun gebruikte speelgoed een tweede leven geven door het aan te bieden aan kinderen waarvoor een kadootje niet altijd vanzelfsprekend is. Vlinder Villa haalde met de actie maar liefst 218 gevulde schoenendozen op, en bood ze aan op deze Kledingdag. Voor het geval dat de schoendozen snel ‘uitverkocht’ raakten, voegde Hema daar nog een groot aantal vouchers voor een gratis tompouce aan toe.
De indrukwekkende rij wachtenden in de zeikende regen deed meer met me dan ik aanvankelijk had gedacht. Met de eigenaresse van Vlinder Villa deelde ik woordeloos dezelfde gedachte.
We zetten de kleurrijke schoendozen strategisch neer, in een keurige indeling van verschillende leeftijdscategorieen, met meisjes- jongens- en genderneutrale inhoud.
“Oh ik ben zó klaar met je, ben verdomme blij dat je wat krijgt!” Een jonge moeder met haar twee koters en een kleintje op komst komt zuchtend de ruimte in gelopen. Ik zoek haar op en vraag glimlachend naar het probleem. “Hij is het probleem, hij kan niet kiezen.” Twee grote bruine kijkers negeerden schuldbewust mijn blik. Als vermoeide moeders onder elkaar besloten we dat geduld een schone zaak is en ik nodigde met goedkeuring van hun mama, de twee kinderen uit naar onze ‘stand’. We legden uit wat de schoenendoosactie inhoudt en overhandigden trots de eerste twee dozen. De een rammelde verwachtingsvol met zijn kadootje, de ander moest het meteen weer inleveren, totdat het appeltje dat moeder nog met hem te schillen had, geschild was.
Een familie van vijf meldde zich bij ons winkeltje en nam al tellend de dozen in ontvangst. “We hebben thuis nog vier kinderen,” legde de mama uit. Even leken ze er on the go nog wat familieleden bij te verzinnen, maar we besloten dat we het te druk hadden om dat in twijfel te trekken.
De oprechte dankbaarheid van velen deed ons hart smelten. Datzelfde hart brak ook weer een klein beetje toen de mama die zich nieuwsgierig en nors naar voren had ge-elleboogd, nog net niet spuugde op de tompouce-voucher van de Hema die haar kind kreeg aangeboden. “Wat een aanfluiting!” brieste ze. We probeerden haar vergeefs met zachte woorden op andere gedachten te brengen. Het beteuterde gezicht van haar zoon leek haar koud te laten toen ze naar buiten beende en hem voor zich uit de ruimte uit duwde. Datzelfde moment ontdekte ik een bekend gezicht, dat bij het zien van mijn blik direct rechtsomkeert wilde maken met haar kroost. Ik legde glimlachend een hand op haar arm. “Ik hoop niet dat je denkt dat ik niet keihard werk,” begon ze verontschuldigend. “Ik denk helemaal niets, ik ben blij dat we elkaar zien,” verzekerde ik haar.
Aan haar denk ik als ik de laatste zak met schoeisel met een zwiep aan het Leger Des Heils doneer. “Vanaf nu gaan de kranen dicht,” mompel ik als ik het pleintje verlaat. De schaamte sijpelt als vanzelf terug mijn lijf in.
De schim van de man bij de glasbak doet me realiseren dat ik gewoonweg geen flauw benul heb van hoe het zou zijn om in andermans schoenen te staan.