Volgens mijn moeder was ik vroeger als vijfde groeper in december al nerveus voor mijn naderende verjaardag en ik kan niet zeggen dat dit krap achtentwintig jaar later nou zo veel anders is.
Niet dat ik het vaak groots vier, maar ik mag nog altijd graag een papieren kroon dragen en ik klap nog steeds gierend van de pret in mijn bezwete handen als ik denk aan eventuele kadootjes.
In het verleden heeft dat wel eens voor penibele situaties gezorgd. Zo had ik, na een vergeefse zoektocht door het ganse huis en ettelijke irritante verzoeken mijnerzijds voor een hint, een verbaal telefoonnummer weten los te peuteren. Mijn wederhelft wist toen nog niet dat ik probleemloos tien en zelfs wel twintig cijferige nummerreeksen onthouden kan, waarna ik het opgoogelde en in no time had geraden dat mijn kado bij een landkaartenwinkel in Den Haag was gekocht. Nog voordat ik de landkaart kreeg had ik ‘m geruild voor een paar schoenen. Die ook nog duurder waren dan de landkaart.
Het is voor het eerst dat ik op de dag voor mijn verjaardag koudewolkjes blaas, er sneeuw op de krokussen ligt en ik Siberische wind op mijn wangen voel, wat wat mij betreft vraagt om ouderwetsch draadjesvlees.
In de supermarkt aangekomen vergeet ik telkens op jammerlijke manier wat ik ook alweer nodig had, wat resulteert in hagelslag van witte chocola, poetsdoekjes die tovenarij beloven en een ergonomische ruitenkrabber. De route die ik afleg is zonder enig beleid, maar rijk aan herhalingen, wat maakt dat het kind in mijn karretje meermaals de kassa in zijn vizier krijgt en er telkens een verrukt: “Bijna klaar!” uitgooit. Vriend, zelf niet vatbaar voor marketingtrucs en voorbedachte winkelroutes, werkt keurig een lijstje af en treft me een kwartier later met alle benodigdheden voor stoofvlees en een knapperige salade bij de kassa.
Zoonlief begroet de kassajuf met een guitig “Hallo mefrouw!”, maar de met wimperextensions en immense wenkbrauwen versierde tiener gunt ons geen blik waardig en valt zelfs stil bij het zien van het zakje avocado’s op de boodschappenband.
Ze drukt het plastic tegen de vrucht alsof ze zo beter kan zien wat het is en laat het als braille onder haar vingers door rollen. Net als ze op het punt staat een Mia van een andere kassa als hulplijn in te schakelen, wijst Zoonlief van bijna twee met zijn mollige vingertje naar het Mexicaanse boomfruit: “Isse Vocado mama, mmmm!”
“Oh ja, dit zijn advocado’s,” luidt haar kauwgomsmakkende bijdrage als ze het bijbehorende bedrag aantikt. Ik moet me inhouden niet zowel die hubba bubba als de overbodige letter D uit haar arrogante smoel te rammen.
Zo’n vijf uur pruttelen later ruikt het hele huis naar wijn en uien -want afzuiging vergeten aan te zetten- en hangt Vriend godverend in de gordijnen de slingers op te hangen. Ik ben licht geirriteerd over de kleurkeuze van de roodgeelgroen gekleurde ballontrossen, ik mis enkel de serpentines en Moerepetazie uit de speakers anders was het een zeer carnavaleske bedoening geweest.
Hij is uiterst beledigd als ik in zijn kielzog de hele door hem zorgvuldig bedachte decoratie om zeep help en er mijn eigen draai aan geef en wijt mijn gedrag hardop aan ouderdom, refererend naar de zesendertig lentes die ik morgen dreig aan te tikken.
“Er zit bloem in je haar,” merkt Vriend op als we even later tandenpoetsend voor de spiegel staan. “Zorg jij nou maar voor wat bloem in een vaas morgen, jou kennende moet je die morgenochtend nog op het pompstation gaan halen,” is mijn bitse antwoord.
De volgende ochtend word ik shinend wakker in een rondje kwijl op mijn kussen als mijn mannen de kamer binnen sluipen. Met mijn ogen stijf dicht hoor ik hoe de kleinste zich al “langsulleselefend” door het verjaardagslied heen worstelt en de grootste jongleert met een stapel kadootjes.
Zoonlief is op mijn buik geland en plant twee snotkussen op mijn mond waarvan Vriend vervolgens de restjes nog proeft. Zoonlief peutert in zijn mini neus als Vriend me na een paar lieve woorden de kadootjes toe stopt.
Ik pak een knutselwerk met verfhandjes uit als Zoonlief me nog een extra kadootje aanreikt. Een mengsel van groen en een beetje bloed dat aan het puntje van zijn vinger kleeft nadat hij het met zorg uit zijn neus heeft gewroet en waar hij nu vanaf moet.
Niet veel later schrijd ik de trap af in het zojuist uitgepakte, leuke maar veel te dure jurkje waar ik blijkbaar zo om had zitten zeuren en tref in de woonkamer een ontbijtje op tafel met daarnaast een mooie bos rozen in de vaas. Volmaakt gelukkig schuif ik aan. In de ochtendzon schittert het Shell logo op het cellofaan.