Ik sta moeilijk te draaien voor de grote spiegel in de hal. Probeer alle kanten mee te pakken. De schattige roosjes die op mijn ruime achterste prijken inclusief. Het blijft akelig stil op het beeldscherm van mijn inmiddels verhitte telefoon. Het met leesbril versierde gezicht dat overigens het gehele beeldscherm in beslag neemt, screent nauwkeurig een van de drie jurken die het tot de eindselectie hebben gered. Ik weet niet of het een vertraging betreft, ze is immers met vakantie in Spanje, maar het gezicht van het jurylid op mijn telefoon staat al minstens dertien seconden stil.
“Nou? Wat vind je?” Mijn ongedurigheid vliegt me om de oren. Het gezicht knippert de ogen alsof het zojuist wakker werd.
“Mwoh.”
“Mwohoh?”
“Ja, mwoh.”
Ik ben in alle staten en uit dat met een totaal onbevredigend: “Oké dan…”
Wat het bebrilde gezicht niet weet, is dat dit de jurk is waarin ik mezelf tot die dag over het pad naar het huwelijk had zien schrijden. Pa op links, bloemetje op rechts (en achterop de jurk).
“Je hebt toch ook nog die andere, trek die dan even aan nu?” Het inmiddels brilloze gezicht heeft de paniek in het mijne opgepikt.
“Ik zie wel.” Boos verbreek ik de verbinding en trek uiteraard die andere aan. Samen met mijn zus vormt mijn moeder een team van meest geloofwaardige critici als het gaat om kleding bij bruiloften en partijen. Lang nam ik me voor vooral geen bruidsjurk aan te gaan trekken, want “gewoon tuinfeestje” en “doe allemaal lekker normaal” en “ik moet me er verdomme lekker in kunnen bewegen” en “ik háát stras” en “ik háát stress” en nu sta ik hier. Jurk-arm en stressrijk. Ik had Vriend naar de woonkamer gesommeerd en hem via een nog steeds dichte deur toe geroepen dat ie NIET BINNEN MOCHT KOMEN. Hij heeft er tot middernacht gezeten.
Roepen dat het me allemaal best in mijn eentje lukt en tegelijkertijd vloeken op degene waar ik het meest van houd, is één van mijn jammerlijke karaktertrekken. Ik dacht het hele gebeuren lekker onder controle te hebben door de gastenlijst in te korten tot een direct familiair bezoekersaantal en een barbecue op het gras, maar dat verdomde Pinterest gooit roet in het eten. Mijn schoonzus, gedurende het hele proces enthousiast en doch vrij plots door mij als ceremoniemeester en tuinstyliste gebombardeerd, is helemaal in haar nopjes en heeft zelfs een moodboard gemaakt met ideeën die zijn voortgevloeid uit haar creatieve brein. Ik noem het inmiddels moodswingboard, want waar mijn zorgen eerst niet verder reikten dan “het weer” kan ik nu niet kiezen tussen drie kleuren kaarsen voor in de glazen potten hangend in de kersenboom.
“We gaan vanmiddag nog even naar Eindhoven naar die mooie herenzaak, je gaat namelijk op je bruiloft geen overhemd aantrekken uit 1999,” beveel ik hem. Vriend, het “Ah joh, loopt wel los” type, vindt de wijde mouwen en de hoge kraag van het bewuste overhemd best “nog wel prima toch” en past ‘m voor het gemak nog even aan, zo vlak voor mijn neus. Ik zie het tafereel met lede ogen aan en de moed zakt me in de bruidsschoenen als ik hem binnen tien vrees’lijk nijpende minuten nog steeds niet heb overtuigd van hoe belachelijk hij eruit ziet. Ik zet voor de vorm wat tassen klaar, trek wat gezelligs aan en strijk Zoonlief in de plooi op weg naar buiten. Vriend zit nog op zijn knieën wat onkruid te wieden als ik hem zenuwachtig vraag om bij ons aan tafel te komen zitten. Hoewel waanzinnig nodig: vandaag gaan we niet naar die mooie herenzaak in Eindhoven. Ik weet namelijk dat Vriend binnen vijf minuten wordt ontvoerd door (aanstaande) vaders en broers en ik speel het spel keurig mee.
Die avond sta ik het lelijke overhemd op slinkse wijze weg te moffelen in de kast, omdat ik niet dapper genoeg ben om het weg te gooien, als ik achterin diezelfde kast een schoenendoos met herinneringen opgraaf. Door de jaren heen heb ik -verdeeld over minstens 21 dozen- uit verschillende levensfases spullen bewaard met een verhaal. Treinkaartjes, ansichtkaarten, liefdesbrieven, champagnekurken, vage polaroids en gegraveerde ringen uit mijn allereerste verkeringstijd. Als je ze uit zou stallen zou je een prachtige tijdlijn ontdekken met dingen die wat mij betreft gebeurden met een reden. Een ontroerende, lieve, soms uitermate pijnlijke visualisering van de weg van meisje tot vrouw en die van vriendin, tot “vrouw van”. Een gedroogd madeliefje in een felblauw ringendoosje zet me zowel op bed als terug in de tijd: naar een zonnige dag in 2016. Toen ik, langs de weg in een heuvelachtig Zuid Limburgs landschap nietsvermoedend onze jonge baby van natuurlijke voeding zat te voorzien en ik totáál onverwacht en met lekkende tiet door Vriend ten huwelijk werd gevraagd. Na een rozige wandeling over idyllische akkers en dito zandpaden doemde het kasteel op waar Vriend een bijna koninklijke lunch voor ons drietjes had geregeld. In de zegel van de verlovingsring prijken de letters M, N, M in de vorm van een bloem. Mijn leven had dan en daar op kunnen houden, zo gelukkig als ik me voelde. Het gedroogde madeliefje, dat ik plukte uit de bloemige berm en in het ringendoosje bewaard heb, houdt die herinnering in leven.
Ik lig op bed, te midden van de tijdlijn van herinneringen. Het openstaande raam biedt me een frisse bries en fluitende vogels die de schemering inluiden. Een Schots accent klinkt in de achtertuin en ontwaakt me uit mijn sentimentele bui. Ik steek mijn hoofd buiten het raam en kijk proestend toe hoe Vriend, luid Schots pratend, met zijn fiets aan de hand, de tuin in komt ge-slalomd. Ik verruil de schoenendozen van herinneringen voor een emmer, glas water en wat tissues als ik Shrek, het Schotse volkslied zingend, de trap op hoor sjokken.
“Je moet om 13.00 uur thuis zijn, lief. Er komt een pakketje voor me om die tijd.” Hoe doorzichtig dat ook klinkt, ik heb werkelijk niets door als ik krap drie dagen later de deur openzwaai en vijf van mijn lievelingsgezichten aankijk. Zussen en moeders die mijn leven die dag zó hebben verrijkt met precies de juiste woorden, precies het juiste liedje, precies het juiste restaurant, precies de juiste drank. Ook ik kwam slalommend thuis. Slalommend van liefde.
Ik zit met mijn hoofd tegen het dak van de camper die we voor de Pinkpopperige gelegenheid van mijn aanstaande schoonouders hebben mogen lenen. Ik heb het comfort nog niet geheel kunnen achterhalen, maar dat is volledig te wijten aan mijn gebrek aan aanpassingsvermogen na een drukke werkweek in combinatie met hormonale hevigheid. Vriend wacht geduldig af tot ik na een poos van gemopper, gemekker, gezanik en gezeur, zwijgend en glimlachend mijn eerste alcoholische versnapering tegen de zijne klink. We slenteren, dansen, eten en drinken ons dolgelukkig een weg door ons laatste weekend als Vriend en vriendin.
“Heb je die oorbellen nog mam, van toen je 16 was?” Ik hoef niets meer te zeggen. Zwijgend verlaat ze de ruimte om nog geen vijf minuten later terug te keren met de ruim vijftig jaar oude oorsieraden. “Ja…,” zeg ik zacht als we samen het spiegelbeeld aanschouwen.
“Geef je me later weg?”, ik was tien toen ik het hem vroeg. “Aan de eerste de beste.” Sentimenteel zijn vindt ‘ie maar gedoe, die pa van mij. Toch komt ‘ie straks deels zijn “belofte” na: Hij geeft me weg aan niet de eerste, maar wel de beste.
Zoonlief kust me wakker. “Goeimogge momma, isse feest vandaag?” Hij doet een hophophophoppaardje met een wild wild West tintje en rolt dan vakkundig door naar Vriend’s kant, die het hele tafereel met dichtgeknepen ogen probeert te negeren, maar ook vandaag is uitslapen niet geoorloofd.
“Klaar voor?”
“Denk ‘t.”
We staren elkaar lachend aan voordat we afscheid nemen en we ons -apart van elkaar- gaan klaarmaken voor de bijzondere dag die komen gaat. Met zijn pak en hopelijk een nieuw overhemd in een kledingzak, stapt hij de auto in, op weg naar zijn ouders. “Vaarwel Vriend. Tot straks, Man,” mompel ik als ik de deur naar het verleden dicht trek.