Ik stuitte onlangs op een tweet van Herman Finkers: “Mijn vrouw liet een briefje voor mij achter, of ik a.u.b. uit mezelf het gras wilde maaien.”
Nadat ik was uitgelachen bekroop me een enigszins naar gevoel. Het bracht me terug naar een avond jaren geleden, waarop ik tegen een willekeurige Amerikaan in de kroeg mijn beschonken beklag deed over mannen die ons vrouwen niet begrijpen. Zijn respons luidde: “Just KISS!” “Ja dag, John, ik ga een beetje lopen tongen als we ruzie hebben.
“NO!” lachte hij, “K.I.S.S.: Keep It Short and Simple!”
Hij doelde daarmee op een onderzoek dat hij en zijn vriend deden naar de niet aansluitende communicatie tussen de twee seksen. Hun treurige conclusie was toen al dat we niet moeten verwachten dat mannen de ruis in onze taal zich ooit eigen gaan maken.
Toch ga ik regelmatig de fout in, afgelopen week nog. Ik zat op de bank en jammerde over het vele werk dat op me lag te wachten. Ik noemde schrijfwerk, de was, allerhande verplichte afspraken waaronder die van volgende week vrijdagochtend bij de verloskundige.
Feitelijk was dit een indirecte schreeuw naar aandacht, affectie, een arm om me heen en een compliment over zoiets als wat een fantastische vrouw ik ben.
“Kan ik iets van je overnemen van die taken?” was zijn verdomd doelmatige antwoord geweest.
Die zondag, op moederdag, vond ik op de ontbijttafel een cadeautje met een kaartje. De korte tekst luidde: “Als ik naar onze zoon kijk en zie hoe goed hij het doet, weet ik dat dat door jou komt.” Een traan viel in mijn thee. Ik had echt de leukste man op aarde.
Het is vrijdagochtend als ik Zoonlief fatsoeneer en hem voorbereid op het bezoekje aan de verloskundige. “Eet eerst je boterham verder op, dan gaan we daarna naar de baby kijken,” zeg ik hem als ik wat hagelslag uit zijn blonde krullen pluk. Man komt de kamer in gelopen met zijn tas en jas over de arm. “Wat leuk, naar welke baby gaan jullie kijken?” Ik zie aan zijn gezicht dat het geen grapje is.
“Naar die van ons.” Mijn blik is voldoende om hem het zwijgen op te leggen.