Zijn arm reikte schuin boven mijn hoofd, zijn handpalm tegen de kroegmuur gedrukt. Zijn andere hand omklemde op gespannen wijze een koud biertje. De hese stem herkende ik nog van vroeger toen we naar dezelfde middelbare school gingen en hij er per pauze zo’n vier shaggies weg hoestte en naar elke medeleerling met een béétje voorgevel een eenstemmig “Dááááár moeeeet ééééén PIEMEL in!” lalde.
Hij probeerde de slechte DJ met dertig consumptiedruppels per minuut te overstemmen en leunde zijn hoofd steeds meer naar voren. Totdat ik oog in oor stond met de veiligheidsspeld die hij in zijn recalcitrante puberteit al in zijn oorlel had laten prikken. Zijn pantalon en schoenen ademden kantoor en aktetas, maar de gele zweetrand in de boord van zijn blauwe gekreukte overhemd verraadde twee katten, een playstation met vierenveertig uitgespeelde spellen en een dode varen voor het ongewassen raam.
Het was hem in het leven allemaal “niet zo gelukt” vertelde hij. Wat mij betreft behoefde dat geen enkele verdere opheldering. Toch vertelde hij over zijn mislukte relaties met twee en een halve vrouw. En bij die laatste was hij pas een half jaar later achter de 17 centimeter lange waarheid gekomen, want ja, ze deden het altijd met het licht uit en in het aardedonker nam je het niet meer zo nauw. “Of ja, eigenlijk héél nauw,” bulderde hij in mijn oor terwijl hij zijn wenkbrauwen tweemaal tegelijkertijd optrok.
Nu hij sinds kort een nieuw liefje had, moest het roer radicaal om. “Ik zit nu in een ‘mannencirkel,” zei hij na een binnensmondse boer. Hoewel ik er weleens over gelezen had, was de mannencirkel in mijn wereld nog een vrij nieuw fenomeen. Het zou om clubjes mannen gaan die wekelijks een bijeenkomst houden om in een veilige, vertrouwde omgeving te praten over thema’s als: “Vrouwen gaan over de hele wereld massaal de barricade op, maar waar sta ik als man?”, “Verbinding tussen je penis en je hart” en “Loskomen van je moeder”. Vrij zeker was ik ervan dat dat laatste thema in het geval van mijn gesprekspartner eerder: “Hoe komt mijn moeder los van mij?” zou heten en ontsnapte ik aan zijn mannencirkel zodra hij zich omdraaide naar de barman voor het bestellen van zijn zoveelste biertje.
Ik kreeg niet de indruk dat het therapeutische mannenclubje hem vooralsnog iets had opgeleverd. Zo benaderde hij die avond een drietal vrouwen met open armen en een luid: “Fuck die mannencirkel, doe mij maar een vrouwendriehoek!” en hoorde ik hem vanaf het herentoilet naar het damestoilet een jammerlijk “Lal ‘es tegen mijn fallus!” roepen.
Met enige droefheid verliet ik de kroeg en ging terug de barricade op. Achter me hoorde ik dat ook hij het voor gezien hield, zijn mobiele telefoon wanhopig tegen zijn wang gedrukt. “Schatje, kun je me komen halen? Ik kan niet meer op mijn benen staan.” En nog voordat hij kon uitleggen waar hij was, verliet een golf van zuur bier zijn maag en landde zomaar op mijn barricade.
Verbinding verbroken, net als die tussen zijn penis en zijn hart.