‘Getting absolutely pissed!’ Een beetje naïef was het wel, hem en zijn vriend te vragen naar hun verdere plannen. Verbaasd lachend zocht hij voor de vierde keer op deze jonge avond zijn weg naar de bar.
We bevonden ons in het prachtige Edinburgh. Als ik zou geloven in het afvinken van een bucketlist, zou het bezoeken van deze stad ver bovenaan staan. Alles waar ik kennelijk zo aan toe was komt er samen. Een compacte, prima te belopen stad, omringd door de adembenemende Schotse Hooglanden, historie wáár je maar kijkt, oprechte, gemoedelijke mensen en bier. Voor een glaasje hoef je er de hoek nog niet om. Dus schoven we er nietsvermoedend aan in The Scotman’s Lounge. Een pub met livemuziek en een door de kroeg geadopteerde oude, hoed dragende man wiens foto achter de bar prijkte al was hij er de mascotte. Ons voornemen om één biertje te doen om daarna ergens lekker te gaan eten, sneuvelde nog voor de bodem van dat eerste glas zichtbaar werd.
‘Do you know any Scottish footballclubs?’ Alsof hij kon ruiken dat ik geen enkele chronische affectie heb met welke voetbalclub dan ook, knikte hij al naar mijn twee mannelijke medereizigers, die een halve meter verderop een halve liter bier weghakten. Ik tikte één van hen op de schouders voor hulp. ‘Yes!’, boerde hij. ‘Glasgow Rangers!’
Onmiddellijk werd die vriendelijk bedoelde poging uitgejouwd door mijn nieuwe Schotse vrienden. Ik legde mijn hand op zijn arm, hoopte zijn nerveuze ondertoon te kalmeren. In een ferm antwoord daarop benadrukte hij de door historische, religieuze en politieke invloeden gevoede rivaliteit tussen de twee clubs. En onderdrukte geenszins zijn diepgewortelde voorliefde voor ‘zijn’ Celtic.
Hij was 23, woonde een uurtje rijden van deze kroeg en zijn zuurverdiende geld ging vanavond op aan bier en voor mij ondefinieerbare shotjes. De keren dat hij mij en mijn vrienden de bruingekleurde sterke drank onder de neus hield, waren niet op één hand te tellen. ‘Oh, come on! This is our love language, let’s celebrate tonight!’ Hij lalde lieflijk en kreeg mijn man uiteindelijk zover. En terwijl deze aangenaam werd verrast door een verhitte slokdarm, verkenden de handen van de jonge gast mijn rug. ‘You know I could be your mother, right? I’m 42.’ Tweederde van zijn drankje spuugde hij naast me uit. ‘You are whát!? What about him!?’ Hij wees gierend van dronkenschap naar mijn man, die inmiddels zijn linkerbeen gebruikte als gitaar. ‘On a good day, he is 46.’ ‘Crivvens! He is as old as my dad!’
We proostten met het ganse beschonken groepje. Mijn vriendin werd ten dans gevraagd door de hoeddragende kroegmascotte, achter me denderde een ‘CELTIC, YEAH!’ uit minstens twee mannelijke monden en ik nam onder de statafel een hap uit een zojuist door mijn vriend naar binnen gesmokkelde fish ‘n chips. ‘Scheelt morgen een slok op een borrel!’, lalde ik lieflijk tegen Celtic. ‘No, you are not an old barrel!’ klonk het welgemeend uit het Schotse schatje.