“Hebben muggen een hart?” De blonde vierdegroeper kruipt naast me. Het antwoord daarop heb ik niet. Ik weet op dit punt niet eens welke dag het is. Ons bed, te midden van een arsenaal aan verhuisdozen is het enige dat nog doet denken aan de slaapkamer die het ooit was. Nog voordat ik mijn Winkler Prins op het witte paard aan de andere kant naast me kan raadplegen, is de blonde alweer vertrokken naar beneden, waar hij ongetwijfeld broedt op de volgende levensvraag.
Alsof mijn gebeden verhoord werden, hangt er diezelfde middag een voor mij ondefinieerbaar object in het stopcontact. Ik bekijk het van alle kanten, maar kan er werkelijk geen kaas van maken. Als het toch kaas zou kunnen maken, dacht ik nog, mijn lippen aflikkend. Mijn wederhelft weet als geen ander dat ik elke vorm van nieuwe technologie als het volgende wereldwonder benader en aanschouwt het geheel met een tikje meelij. Het moet eruit hebben gezien als een maki in de jungle die de camera van de natuurdocumentaire filmmakers bestudeert, want hij laat me niet langer in het ongewisse. “Hey Google!” roept mijn man naar het ding. “Hoe haal ik een Ikea kast uit elkaar?” De mevrouw in het ding voorziet hem van enkele bruikbare tips en ik ben door het dolle heen. Ook al weet ik dat het al jaren in allerlei vormen bestaat, ik gebruikte het nooit en ben dus hartstikke onder de indruk.
Tegen de avond word ik opgeschrikt door een schelle gil, gevolgd door driftig huilen. Ik ren van kookpot naar woonkamer en tref de twee blonde broers kinderlijk knokkend naast een ineengestort blokkenbouwwerk. Na ingrijpen en troosten hollen ze al lachend naar buiten en blijf ik achter met een wat zwaarmoedig gevoel. ‘Hey Google,’ probeer ik. ‘Hoe hou ik alle ballen in de lucht?’ De mevrouw in het ding lepelt locaties van jongleerworkshops op als ik terug sjok naar de inmiddels verlepte bonen.
Dat weekend komen we, diep in de avond thuis van een fijne nazomerdag met vrienden. Een heldere hemel en de donkere tuin geven de sterren hun welverdiende podium. De blonde broers rennen van auto naar trampoline en vergapen zich al hevig springend aan het magische schouwspel. Zo onverantwoord als het tijdstip, zo onverantwoord zijn de sprongen die ik maak als ik me bij hen voeg. En net voordat ik daardoor vrees’lijk in mijn broek dreig te plassen, ploffen we samen neer. We mijmeren over vallende sterren als de oudste blonde beweert er twee achter elkaar te hebben gezien. Ik zag de twee Boeings ook, maar peins er niet over om het hem te vertellen. Ik zie hem zijn ogen dichtknijpen en vurig zijn wens bedenken. De jongste is nu ook hoogst ambitieus en draait zijn hoofd vluchtig alle kanten van het universum uit. Zijn broer aanschouwt het geheel met een tikje meelij. ‘Jij krijgt mijn tweede wens,’ zegt hij hem zonder aarzelen. Ik druk de twee blonde kopjes liefdevol tegen me aan, als we samen bekijken hoe de ballen in de lucht door de sterren worden verblind en verbannen.