Soms zijn de ouders waarmee ik mag werken de wanhoop nabij, bijvoorbeeld vanwege langlopende stilzwijgende of juist luide conflicten met elkaar en/of binnen de opvoedrelatie met hun kinderen. Ik blijf het een grote vorm van dapperheid vinden als ze je uitnodigen om achter hun deur te komen meekijken.
Niet zelden zie ik het voorbij komen: de ruis die ontstaat als mensen elkaar na jaren samenleven, goed menen te kennen. Wanneer de partnerrelatie verrijkt wordt met (een boel) kinderen ontstaat er als vanzelf snelverkeer in communicatie. Soms kortaf, pragmatisch. Onder dat functionele contact kan er sprake zijn van een groeiende afstand. En precies daar, in onuitgesproken misverstanden, raakt samenwerking tussen ouders onder druk.
Voor ouders die van alles aan hun hoofd hebben lijkt het soms een detail, maar het is nou eenmaal een onomstotelijk feit: Goed luisteren naar elkaar als partners ís
opvoeden, de ouderrelatie vormt namelijk het fundament van het gezin. Het
veilig kunnen uitspreken wat je voelt en denkt, zonder dat de ander het invult
of afweert, is cruciaal voor hechting en samenwerking. Echt luisteren, niet om
te antwoorden, maar om te begrijpen en samen opnieuw te kalibreren, reflecteren
en terugkomen op wat je zei, wat je bedoelde, is dan van groot belang. Een
flinke lik NIVEA (Niet Invullen Voor Een Ander) wil ook nog weleens helpen.
Met regelmaat bemiddel ik in dat samen reflecteren met en tussen ouders en gezinsleden. Dan geef ik desgewenst een praktijkvoorbeeld uit mijn eigen, rijkelijk gevulde archief. Het geeft niet alleen weer dat we allemaal zo goed mogelijk proberen aan te rommelen, maar het schept ook een broodnodige band. En je kan gebruik maken van het meest onderschatte wapen in reflecteren op relatie- en gezinsproblemen: humoristisch relativeren.
Van de week zat ik bij bekvechtende ouders aan tafel. Ik liet het even op z’n beloop. Mini verwijtjes heen en weer, soms subtiel verweven in een zinsopbouw, soms kaal en to the point.
‘Jij geeft antwoorden op vragen die ik niet stel!’ riep ze tegen haar man. ‘O, daar maak
ik me ook weleens schuldig aan. Lastig is dat.’ Beide ouders keken me daarop verwachtingsvol aan, in dat welkome pauzemomentje van hun tafelstrijd. Ik blikte samen met ze terug.
Op een zonovergoten (mei)vakantiedag zat ik met mijn twee kinderen op een terras. Ons tafeltje, vanwege gebrek aan plek elders, stond zowat midden op de promenade waardoor we een soort attractie waren voor nieuwsgierige voorbijgangers. Een vader in een tanktop met een softijs zo groot als zijn gezicht, passeerde onze tafel. Ik nam een verminderd keurige hap van mijn salade en keek, al kauwend als een geit op gras, op van mijn bord en staarde de man per ongeluk aan. Hij opende zijn mond, waarvan de hoekjes nog besmeurd waren met druppend ijs en ik zag hoe hij een ongetwijfeld vriendelijk ‘smakelijk!’ richting mij voorbereidde. Echter zei hij geen ‘smakelijk’, maar, met een blik op mijn
salade: ‘Dat ziet er lekker uit’, waarop ik achteloos reageerde met een bijzonder jammerlijk ‘U ook’.
Ze lachten me gezamenlijk uit, daar aan die keukentafel. Ik leunde achterover, incasseerde het met verve. Ultiem tevreden over de heropende deur in het gesprek.
