“Mijn schoonbroer is een hobby kok. Zo eentje waarbij je altijd smoezen verzint om er rond etenstijd te zijn. Hij draait zijn eigen bitterballen, gebruikt ingrediënten waarvan je het bestaan niet kende en schuift met gemak hele beesten in de oven of op de barbecue. Mijn goede voornemen om veganist te worden sneuvelt zodra ik in zijn keuken sta.
Eind vorig jaar waren we godzijdank uitgenodigd in hun nieuwe huis met nieuwe keuken. De oven scheen zijn licht over een dampend stuk varkensvlees, dapper bijeen gehouden door touw. De geur benevelde het hele huis. Enkele uren, bitterballen en gin-tonics later zaten we aan een prachtig gedekte tafel, onze borden omhoog houdend, wachtend op een mals stukje buikspek.
Die avond vond ik mezelf in bed, Man’s handen gezellig om mijn buik gevouwen. “Mmm je ruikt lekker,” hij duwt zijn neus in mijn haar. “Was lekker he, dat buikspek?” Ik zei het, omdat ik het nog steeds proefde. Hij kneep zachtjes in mijn buik. “Ik hou meer van jouw buikspek.” Ik rukte me los uit zijn houdgreep en keek hem aan. Mijn duivelse blik veranderde zijn blik van blij naar doodsbang. Mooi.
Ik sjokte naar de badkamer en nam plaats voor de spiegel. Ik trok mijn shirt omhoog en bestudeerde met één oog –want fel licht- mijn buik. Nee hij was niet strak of afgetraind. Maar in verhouding had ik geen dikke buik en was mijn navel nog steeds verticaal te noemen. Ik had een wespentaille, ook na het baren van een kind. Mijn lovehandles bleven mooi binnen mijn broekrand en puilden er niet overheen, blij toe.
Man kwam voorzichtig de badkamer op, onderzoekend of ik nog geladen was. Toen hij naderde en ik dat zwijgend toe liet, durfde hij opnieuw zijn armen om mijn middel te staan en zijn hoofd in mijn nek te leggen. Ik zag ons staan, wallen tot op onze knieën, haren rechtovereind en volgens mij had hij zijn onderbroek binnenstebuiten, maar die kan ook verwassen zijn geweest. We hadden er uren geleden nog uitgezien als om door een ringetje te halen. Maar ik had de kerst van me af gedoucht.
“Wat zie je bleek?” Hij had het eerder door dan ik. Van bleek ging het naar grijsgroen en voor ik het wist stond hij mijn haren uit mijn gezicht te houden en ik oog in oog met het toiletblokje. Die hele nacht stond in het teken van buikspek. En hoe heerlijk het ook was, deze toestand die ik voor de buitenwereld al weken betitelde als buikgriep zorgde ervoor dat ik zwoor het nooit meer te eten.
Voordeel van het jammerlijke geheel was dat ik de december kilo’s van me vandaan wist te houden. Voor nu.
Twee maanden geleden had ik over het stickie heen geplast en het had nog geen minuut nodig gehad om het woord z w a n g e r voor me te spellen. Blij en beroerd werd ik ervan.
De weken erna bracht ik regelmatig door tussen bed en toilet. Soms kwamen er mini blote voetjes mijn slaapkamer op getrippeld. Werd er een koud glas water tegen mijn kin gedrukt en aaide hij met plakkerige pannekoekhandjes over mijn haren. “Je moet goed drinken Mama, das heel belangrijk als je moet spugen.” Als ik hem binnen had kunnen houden had ik hem dan en daar opgevreten.”