Man heeft een nieuwe bladblazer. En als je tweeënveertig bent is dat net zoiets als een nieuwe PlayStation of voor het allereerst tongen op je vijftiende. Spannend en leuk. Zoonlief had zich voor deze feestelijke aangelegenheid in een pijn aan je ogen-groene overall gestoken. Want was het een schutkleur geweest dan was ‘ie weggeblazen, was zijn conclusie geweest. Het ding kan bladeren wegblazen, opzuigen en zelfs versnipperen, had Man mij met zo’n opwinding verteld dat ik me een klein beetje zorgen maakte. Man en Zoonlief bliezen, zogen en versnipperden de herfst tot gruis terwijl ik binnen de Kerst en daarmee het einde van dit bizarre jaar inluidde.
Ik had de kunststof Nordmann staan uitvouwen op de donkerbruine klanken van Mr. Crosby, terwijl in de verwonderde blauwe kijkers van mijn kleinste kindeke de honderd lampjes weerspiegelden.
Buiten hoorde ik tot tien keer toe een tevergeefs “Mag ik ook eens, Papa!?”, maar was Papa er kennelijk nog niet aan toe om het nieuwe speeltje uit te lenen. Om die deceptie te boven te komen verzamelde Zoonlief enkele hoopjes zand in zijn emmertje om er even later zelfverzekerd de buitenkraan op open te draaien. De modder vloog hem en zijn vader om de oren. Het overschot aan bladeren was plots niet meer het grootse probleem in de tuin. Man besloot daarop een pauze in te lassen en de bemodderde kleuter uit te nodigen een klein gedeelte van de bladeren op te stoken in de tuinkachel. Ik zag ze even later zelfs gezellig enkele chestnuts roasting on an open fire.
Binnen begon het a lot like Christmas te looken en was de kerstboom op één bal na af. Maar wat had ik dat verdomde ding gelaten? Van onder de eettafel hoorde ik vriendelijk gebrabbel, het soort dat ons kleinste kindeke enkel uitkraamt tegen zichzelf in de spiegel. En nu had ik van alles in de woonkamer, behalve een spiegel en dat kon maar een ding betekenen. Ik bukte om te zien dat hij grootse onverstaanbare verhalen opstak tegen zijn schattige spiegelbeeld in de kerstbal die hij voor het gemak om zijn mollige wijsvinger had geschoven. Ik wilde de ijverig nat gezeverde spiegelbol voorzichtig afnemen om verdriet en teleurstelling zijnerzijds te voorkomen maar voelde weerstand. Een lichte paniekscheut denderde door mijn hart. Het ding zat vast, muurvast. Trekken, schuiven, draaien, vloeken, het hielp allemaal niets. Ik tuurde naar buiten om Man en onze kleine modderfokker te spotten, maar zag dat deze inmiddels een eigen bladblazer had gecreëerd van een bezemsteel met een afvalzak eronder en onder een luid ‘Who you gonna call? Ghostbusters!’ de tuin door banjerde. Hij rende daarbij in volle vaart naar zijn pa die de laatste restjes plakkend blad bijeen stond te foeteren. Het ghostbusters gevaarte eindigde daarbij jammerlijk in zijn kling klokje klingelingeling wat begrijpelijkerwijs resulteerde in de verbale geboorte van Jezus Christus. God met de lange achternaam kwam ook nog even op kraamvisite zullen we maar zeggen.
Niet veel later ontdekte ik dat warm water het wondermiddel bleek bij beide balincidenten en was ik blij dat allebei de jongens van pijn en paniek verlost waren.
Toen ’s avonds de herdertjes bij nachte lagen, zocht ik Man’s blik. “Do you hear what I hear?”
De oorverdovende stilte deed ons glimlachen boven een glaasje glühwein. En ondanks de moddervlekken op het raam en in het tapijt is het toch altijd weer hetzelfde liedje: ‘All I want for Christmas is you.’