Sinds maart 2016 woon ik samen met mijn man en twee zonen van 1 en 5 jaar in de voormalige pastorie van Laar.
Hoewel we het huis geweldig vinden, vind ik de plek waaróp het zich bevindt misschien nog wel magischer: de Laarderschans. In 1637 werd deze schans als eerste beschreven als een vluchtplek voor dorpsbewoners, als bescherming tegen plunderaars, roversbendes.
Vanuit ons slaapkamerraam hebben we zicht op de in 2009 heringerichte schans, waarop de indeling van de vakken waarop elke boer zijn vee zette, nog zichtbaar zijn.
In 1948 bouwde men er een kerk en de pastorie. Er is ook een Lourdesgrot met bijbehorend Mariabeeld. Hoewel we niet gelovig zijn, Maria biedt er aan iedereen troost in barre tijden en herinnert ons er dagelijks bij het opstaan aan dat het hoe dan ook, altijd weer ochtend wordt.
*******************************************************
De ijzige wind duwt dwingend het gespannen geroezemoes mijn kamer in. Het wapperende gordijn voelt stijf en fris als ik met samengeknepen ogen het schouwspel van druk doende schimmen in me opneem. De paniek licht op in de ogen van tientallen die zich achter mijn huis hebben verzameld. Mensen zijn hun huizen ontvlucht. En zijn met kroost en vee in het kielzog, hier komen schuilen. “Addergebroed!” schreeuwt één van hen. “Houd u stil!”, snerpt een ander.
Een jong jochie kijkt op, toont mij zijn vragende blik. Hij houdt het schaap dicht tegen zich aan, voor troost en warmte. Er wordt gejammerd, gevloekt. Men weent om wat was, vreest voor wat komt.
Ik schrijd de trap af, knoop mijn duster nog eens extra dicht. De kille stenen deren me niet, de doffe klap van het tuinhek achter me gaat op in de reuring op de schans die voor me ligt.
De hoge eiken deinen geduldig op de angst die zich aan hun basis afspeelt. Onder hen een zwijgende Heilige Maria. Ik brand er een kaarsje, neem plaats op de houten bank naast haar. De gracht is stil, net als wij. Dan wint de stilte wint langzaam terrein. De handen worden ineengeslagen. “Laat ons bidden,” mompelt er één. Zanglijsters en merels vormen plots het achtergrondkoor van het hoopvolle collectief.
“Er ligt ijs op de glijbaan! Zullen we zo naar de speeltuin?” Zijn blonde krullen dansen op de ijzige wind als hij zijn gezicht langs de stijve, frisse gordijnen buiten het raam steekt. “Het is ochtend hoor, Mam.” Hij kijkt me vragend aan als ik de brutale ochtendzon in tuur. Onder de geduldige eiken brandt een kaarsje bij Maria. De gracht is stil, net als wij.
“Het is gewoon weer ochtend,” klinkt het dan bevestigend uit mijn mond. Ik houd hem dicht tegen me aan. Voor troost en warmte.