theatraal, een handleiding in ´t Chinees
en een eigen wil
een hoop kabaal, iemand die me leest
je zit ook nooit stil
zeg ik nee, zeg jij,
‘moet jij eens opletten!’
zeg ik oké, zet jij
de hele boel op stelten
je laat me lachen
als ik zó niet lachen moet
je laat je vallen, als ik verlang
naar keurig, naar zoet
en als je in je bed ligt
vraag jij, ‘kom je nog even bij mij?’
bedenk jij je, zonder of mét licht
en sta ik er wat verloren bij
een kind van je moeder
dat is wat ik hoorde, zojuist
ze had het allang door, mijn moeder
en lacht nu in haar vuist
‘jij bent mijn beste vriend’, zei je
‘van álle menzen.’
en met oud en nieuw, zei je
‘de allerbeste wenzen.’
want de kleine lettertjes
je leest ze lekker niet
op zoek naar een vergezicht
er is zoveel meer dat jij kunt zien.
samen doen we ‘knussen’
een knuffel en een kus ineen
en ik kan je zeggen, intussen
zijn dat er daag´lijks méér dan een
langzaam vertaal ik je handleiding
en liggen de kleine lettertjes links
alleen het echte belangrijke
is wat jou en mij verbindt
ik trek wat aan je horizon
kennelijk moet je ´m verbreden
het schijnt erbij te horen
de peuter behoort tot het verleden
je bent er klaar voor, telt de dagen af
met je rugzak best een vent
maar zeg me eens, vraag jij je af
of ík er eigenlijk wel klaar voor ben?
w´rom zou je ook, het draait niet meer om mij
´k zorg dat ik het plaatselijk verdoof
dat hart, dat broze hart van mij
jij bent het, waarin ik zo geloof
‘ik vind je lief, jij met je joekelkont’
je zei het gister nog
vind jou ook lief, jij met je grote mond
ik ga je missen, joch
nu de vier het voor het zeggen heeft
en de drie voorgoed heeft afgelost
de juf je veel te zeggen heeft
en het tijd is voor je nieuwe jas
wil ik nog één keer die knussen
zoals alleen jij me die kunt geven
en denk ik, sprakeloos intussen,
waar is de tijd gebleven?