“Jij komt er nog wel achter!”
Ik kwam binnen met drie tassen
Je wuifde, je lachte
Je vond het bij me passen
‘Zetten ze jou op de kop,zou er nog geen dubbeltje uitrollen!
”Och Pap, hou er toch eens over op!”
Maar jij zat met me te dollen
Want met m’n laatste stuiver
Ging ik nog uit de bocht
Einde maand, botjes kluiven
En jij: ‘Ik zei het toch?’
Vroeger knuffelden we wat af
Lag ik bij je op de bank
Dat ging er geleidelijk vanaf
Klaar met sentimenteel gejank
Waar Mam me uitliet bij de deur
Keek jij me bij gedag niet eens meer aan
“Ja, jij staat dááglijks voor de deur!”
Daar is toch geen beginnen aan!”
Niet lullen maar poetsen
Dat is waar jij uit bent gemaakt
Doet alles te fiets, te voet
Je leeft, je blaakt
Twintigduizend stappen
Haal jij met een groot gemak
Bij de tienduizend sta ik lucht te happen
En dat vind jij dan weer zwak
Je scherpe mening, ongevraagd
Kon soms prikken, steken, bijten
En in plaats van het tonen van mijn tranen
Wilde ik prikken, steken, bijten
Toen je ziek werd, onverwacht
Sloeg je leven echt op tilt
Maar het maakte je ook zacht
Verlegen, zelfs wat stil
Maar die flinke, sterke schouders
Konden dragen als geen ander
En ook al was je nu wat ouder
Zette jij ze er weer onder
En mijn verbeten, stille tranen
Voelde ik prikken, steken, bijten
Je mocht me verdomme niet verlaten
Nog zoveel woorden te verslijten
De schouders bouwden mooie huizen
Voor Rosemarie, voor Niels, voor mij
Jij zal er altijd huizen
In dat huis en in dat hart van mij
En nu, als ik weg rij
Zwaai je samen met os Mam
Maar van dat knuffelen en gevlei
Ben je nog altijd niet van
Vijfenzeventig, op naar de honderd
Ach, jij wordt minstens honderdtien
Die jonkies, daar doe jij niet voor onder
Laat jij ze maar eens zien
Hoe je leeft, hoe je blaakt
Hoe jij stappen zet in ’t leven
Hoe jij er iets van maakt
Want het is me om ’t even
Dat als je mij op de kop zet
Er geen dubbeltje uit komt rollen
Want kijk en je ziet het
Met mijn liefde voor jou valt niet te sollen
Misschien kom ik er ooit achter
Wat je dacht, wat je bedoelde
Nu zijn we samen zachter
In wat we zeggen, wat we voelen
Ik vier jou, lieve Pap
Ik vier jou, elke dag
Ik ben bij je, elke stap
Zolang het kan, zolang het mag.