“Maar het zaad moet de wijde wereld in, zoals het bedoeld is. Laat de kinderen de wijde wereld in!” Ze zwaaide met haar handen alsof ze zo meteen met madeliefjes in het haar een gebloemde weide in ging rennen. Maar bij het zien van mijn opgetrokken wenkbrauw liet ze zich in haar bureaustoel zakken. “Maar ik begrijp dat het voor jou bij twee kinderen blijft?” Ik knikte zelfverzekerd. Het was inmiddels 2019 en ik was ruimschoots voorzien in mijn kinderwens.
Niet veel later lag ik halfnaakt en met opgetrokken knieën op de met bakpapier beklede doktersbank. Ik heb een nieuwe, mét geïntegreerd lampje!” Ze liet me trots de nieuwe eendenbek zien. Mompelend bestudeerde ze mijn beneden binnenkant. Ik zag enkel haar kruin. Mijn knokkels wit, zo hard kneep ik in de leren bankrand. Langzaam kwam haar gezicht tevoorschijn en maakte ze een kleine ‘o’ met haar mond. “Hij kijkt me zó aan!”. Ze simuleerde daarmee mijn baarmoedermond. Ik proestte het uit en door die ontspannen inspanning bracht ze met gemak het spiraaltje in. “Zo. Nu ben je voor vijf jaar beschermd tegen het kwade zaad.”
En nu vind ik het dan mooi geweest. Het zaadwerende nikkel mag eruit. “Gaan we weer baren? Of heeft manlief er een knoop in laten leggen?” Ik beaam dat laatste. Nadat ze de spiraal er met eenzelfde gemak uit gevist heeft zitten we even zwijgend aan haar bureau tegenover elkaar, de vijf jaren te overpeinzen.
Met grote passen beende hij een weg door het grind, naar de garage. Met een wankele tred kwam hij met zijn knalblauwe fiets aan de hand naar me toe. Ik fatsoeneerde zijn kraag, hij fatsoeneerde zijn mond na de zoen die van alles in zich meedroeg. “Wees voorzichtig, steek je hand uit, kijk over je schouder, kom veilig thuis.”
Met een behendige zwiep zat hij op het zadel. De hand voor een milliseconde de lucht in om me gedag te zwaaien. Zijn knokkels wit, zo hard kneep hij in de leren handvaten. Keek over zijn schouder. Hij ‘doeide’ me tot de bomen hem omsluierden.
Hij had zo ruimschoots voorzien in mijn kinderwens. En ik had hem alles gegeven. Het goede van het kwade gescheiden, hem omringd met warmte, liefde en een scala aan ik hou van jou’s. Stapelgek was ik op hem, ik zou mijn leven voor hem geven. “Is het genoeg geweest?” Z’n pa kwam naast me staan bij het raam. “Meer dan.” Zwijgend stonden we naast elkaar, de mooie jaren te overpeinzen. En aan de horizon ging hij, zoals het bedoeld is, de wijde wereld in.